“We waren thuis in de hoofdstad Khartoem toen de oorlog uitbrak en het schieten begon”, vertelt Al-Fatih, die uit een gezin van vier kinderen komt. “Er was een vuurgevecht en de RSF (Rapid Support Forces, een paramilitaire groep, red.) fouilleerde iedereen. Mijn familie en ik vluchtten naar de stad Madani. Toen ook daar het vechten begon, was ik op de markt. In alle paniek kon ik mijn moeder niet meer vinden. Omdat de brug was afgesloten, kon ik niet op andere plekken van de stad verder zoeken naar mijn familie.”
Hij vervolgt: “De volgende dag waren er opnieuw gevechten. Het was gevaarlijk, ook door verdwaalde kogels. De RSF dwong de bestuurder van een tractor te stoppen en mensen mee te nemen naar El-Gedaref. Ik moest ook mee. Nu zit ik in een vluchtelingenkamp, samen met andere mensen. Ik was een van de eersten die hier kwam. Het gaat goed met me, ik krijg voedsel en water. Maar ik hoop mijn familie snel weer te kunnen zien. Ik wacht hier op ze, zodat we op een dag weer samen kunnen zijn.”
Onderwijs
Al Fatih hoort eigenlijk op school te zitten, maar nu maakt hij zich vooral zorgen over zijn familie. Hij kan niet naar school in het vluchtelingenkamp. Lessen stoppen vaak snel in oorlogsgebieden. Rampen en conflicten ontnemen kinderen hun dromen, doordat ze niet naar school kunnen.
"Kinderen op de vlucht lopen al heel gauw een leerachterstand op. Maar dat is nog maar een deel van het probleem", stelt Evert Jan Pierik van ZOA. “Op school leren kinderen ook om te gaan met anderen. Een schoolritme geeft bovendien structuur aan je leven."
Ook Al Fatih is hier slachtoffer van. Hij kon van de een op de andere dag niet meer naar school. "Kinderen die de hele dag rondhangen in een vluchtelingenkamp, verliezen zo hun zicht op de toekomst,” laat Evert Jan weten.