Overslaan en naar de inhoud gaan

Kerstverhaal voor kinderen 

Een kerstverhaal over de Tweede Wereldoorlog. Over moed, vertrouwen en moeilijke beslissingen. Voorgelezen door KlaasJan Baas uit het boek 'Nieuwe Kerstverhalen' geschreven door M.C. Capelle.

Een verhaal uit de bezettingstijd

Onrust op kerstavond

Wat weten de jongens en meisjes van nú over die moeilijke jaren tussen 1940 en 1945, toen ons land in oorlog was en bezet door de Duitsers? Het is een stukje Vaderlandse Geschiedenis, waarover spannende verhalen zijn te vertellen, zoals ook over de tijd van de Watergeuzen, nog veel langer geleden. Voorgelezen door KlaasJan Baas.


leder weet dat er tijdens die bange bezettingstijd veel leed is geweest; mensen werden uit hun huizen verdreven, mannen moesten als slaven naar Duitsland om daar te werken, er waren onderduikers en concentratiekampen, knokploegen en overvallen op distributiekantoren. Vooral de Joden hadden het heel zwaar. Vaak werden de mensen in die tijd voor een moeilijke beslissing geplaatst. Dat ondervond ook boer Van 't Sant, die op een kleine boerderij aan de rand van de Biesbosch woonde.

Moeilijke vraag

Op een donkere en gure december-avond van het jaar 1943 werd er bij hem aangebeld. Er werd eerst wat over de oorlog gepraat maar toen kwam de bezoeker met zijn vraag. Boer Van 't Sant schrok ervan. Hij keek peinzend voor zich uit, terwijl hij langzaam nee schudde. Er kwam een frons tussen zijn ogen. "Je vráágt me nogal wat!" zei hij eindelijk. "Dat is vreselijk moeilijk. Ik moet toch ook aan mijn vrouw denken; je weet zelf dat ze niet sterk is. En wat zal er van de boerderij terecht komen als het uit komt. Je weet ook wat er gebeurt als de Duitsers het te weten komen."

De man tegenover hem knikte gelaten. Jaja, hij begreep allang wat er nu zou komen. Op zovéél plaatsen had hij zijn hoofd al gestoten en telkens hetzelfde verhaal gehoord: we willen wel helpen, maar we vinden het niet verantwoord, het is te gevaarlijk. Sommigen zeiden eerlijk: we dùrven niet.

Hij werd er moe van. Boer Van 't Sant was te vertrouwen, dat wist hij. De boerderij lag ook tamelijk afgelegen en er waren geen kleine kinderen, wat meestal bezwaarlijk was, omdat die gauw hun mond voorbij praten. Daarom was deze hoeve een uitgezochte plaats. Er moesten weer Joodse onderduikers onderdak worden gebracht. Mensen die in Amsterdam op het nippertje konden ontsnappen toen er een razzia werd gehouden. Het was een Joods echtpaar, een jonge man en zijn vrouw.

Geschikte plaats

Het was zelden gemakkelijk een geschikte plaats voor onderduikers te vinden. Het was nog moeilijker als het Joden waren. En deze keer was het zelfs extra moeilijk omdat binnenkort een kindje geboren zou worden, en wie wilde dat extra gevaar lopen? Het was hem door de manier waarop Van't Sant reageerde wel duidelijk dat hij ook hier vergeefs had aangeklopt. Wáár kon hij een ander adres vinden op deze koude december-avond?

De vraag, die zijn vriend hem had gesteld, liet boer Van 't Sant toch niet los. Zodra hij dan ook de kamer binnenkwam, sprak hij er over met zijn vrouw. Ze hadden al méér mensen geholpen die voor de Duitsers moesten vluchten. Ook een Engelse vlieger die met zijn parachute uit zijn brandende machine was gesprongen, had een paar dagen op hun boerderij doorgebracht, voordat helpers hem dwars door Brabant naar de grens brachten. Er waren ook Joden geweest. Aan het eind van de gang hadden ze een behoorlijke schuilplaats gebouwd, die bij een huiszoeking niet één, twee, drie gevonden zou worden. Maar dat was toch geen plaats waar een kind geboren kon worden! Die schuilplaats was niet eens te verwarmen, het was er in deze tijd van het jaar steenkoud, en.. Moeder Van 't Sant kende alle bezwaren die haar man opsomde. Zij wist er zelfs nog méér te noemen. Hoe moest dat met de luiers in een kinderloos huis als het hunne? De mensen in de buurt zouden vreemd opkijken als er plotseling luiers aan hun waslijn hingen! Wie moest die jonge vrouw verplegen als haar kindje werd geboren?

En toch zei moeder Van 't Sant níet: "Laten ze maar een andere plek voor die mensen zoeken. Wij kunnen ze hier echt niet gebruiken." Ze zei eerst helemaal niets. Haar vriendelijke ogen vernauwden zich tot smalle spleetjes. Het was net alsof ze in de verte keek. Ze moest opeens aan iets denken. Eens tweeduizend jaar geleden, was er toen óók niet een Joodse vrouw geweest voor wie nergens een plaats was waar haar Kindje geboren kon worden? Toen is dat Kind in een stal op de wereld gekomen. Plotseling wist moeder Van 't Sant wat ze moesten doen."Ze mogen van mij komen," zei ze resoluut. "Ze zijn welkom op de boerderij, hoor."

De boer keek haar verbaasd aan. "Maar... als nu... weet je wel, dat ...," hakkelde hij, wat hem maar zelden overkwam. De kordate beslissing van zijn vrouw verraste hem dan ook- en eigenlijk had hij kunnen weten dat niet anders dan zó door moeder de vrouw zou worden beslist. Hij kende haar immers al langer dan vijfendertig jaar?!

Angst

Ze kwamen nog diezelfde avond, een jonge Joodse vrouw en haar man. Arme, opgejaagde mensen. Ze keken zo schuw, de angst lag op hun gezicht. Hij heette Ab, zij Esther. Het was ook duidelijk aan hen te zien dat ze Joden waren. Moeder Van 't Sant had al een kop warme melk voor ze klaar staan. Ze waren verkleumd van kou, maar knapten zichtbaar op toen ze in de warme keuken de hete melk opdronken.

Schuilplaats achter in de gang

Ze zouden wonen in de schuilplaats achter in de gang. De ruimte was klein, en niet verwarmd, maar Ab en Esther waren er zó gelukkig mee dat moeder de tranen van medelijden in de ogen sprongen. Arme stakkers! Het leken wel opgejaagde dieren. Nergens waren ze veilig. Overal was er gevaar voor hun leven — maar hier zou het ze aan niets ontbreken, hoor. Zolang de vijand er maar geen lucht van kreeg dat er op hun boerderij Joden verborgen zaten, zouden ze veilig zijn.

Niet lang daarna werd het kindje geboren. Het was een jongetje. In de schuilplaats achter in de gang, waar maar nauwelijks plaats was voor twee volwassen mensen, kwam hij ter wereld. Daar hield de Joodse vrouw haar zoontje in haar armen. 't Was zo'n lief, klein kereltje, met zijn donkere oogjes en veel zwart haar. Moeder Van 't Sant schudde medelijdend haar hoofd, terwijl ze de moeder en het kind hielp.

Mozes

"Arm kleintje,” mompelde ze. "Jij bent net als Mozes, toen mocht óók niemand weten dat er een Joods jongetje geboren was." Opeens begonnen de ogen van Esther te stralen. Vol liefde keek ze op haar kindje neer. "Zó moet hij heten!" zei ze. "Mozes, net als dat kind in Egypte. Ik hoop dat de Heere God mijn kleine jongen ook tot een groot man zal maken."

Kerstfeest

Kort daarop werd het kerstfeest. "We vragen Ab en Esther ook in de kamer te komen," stelde moeder Van 't Sant voor. "Op kerstavond hoeven we niet bang te zijn dat de Duitsers zullen komen. Alle soldaten vieren feest; d'r is er vanavond niet één die op de Jodenjacht gaat." Boer Van 't Sant vond het best. Hij dacht ook niet dat er gevaar zou zijn. Voor de Duitsers was kerst altijd een groots feest met dennenbomen, veel eten en nog meer drinken.

Moeder had al wat extra's klaar gemaakt en nu zouden ze met z'n allen kerstfeest vieren. Dan kon het een mooie avond worden.
Ze zaten samen in de warme kamer. Esther wiegde het kindje in haar armen. Ze hadden eerst nog overwogen om het houten kistje in de kamer te brengen, dat dienst deed als wieg. Maar het was toch beter dat niet te doen. Het werd echt een móói feest. Héél anders dan Esther en Ab ooit kerstfeest hadden gevierd.

Later op de avond nam de boer de Bijbel en las het kerstverhaal: over het andere Joodse Jongetje, van eeuwen geleden, Dat in Bethlehem werd geboren. Moeder Van 't Sant moest daarbij telkens naar het kleintje kijken, dat Esther in haar armen hield.

Duitsers op het erf

Plotseling hield de boer midden in een zin op. Hij hief zijn hoofd luisterend omhoog. Wat hóórde hij toch? Het werd muisstil in de kamer. Reed er een auto het erf op? ... Jaja, het was zo, ze hoorden het nu duidelijk. Dat konden alleen Duitsers zijn... Esther sprong in paniek overeind. Het kindje schrok ervan en begon te huilen. De jonge moeder drukte het angstig tegen zich aan. "Waar moet ik ...," vroeg ze, met grote angstogen.
Ab was doodsbleek geworden. Moeder Van 't Sant wrong haar handen wanhopig ineen.

Alleen de boer bleef rustig. "Vlug, vlug naar de schuilplaats!" zei hij. "Vrouw, kijk jij of er niets in de kamer ligt dat ze kan verraden." Er werd gebeld, en zelfs op de deur gebonsd. "Doe open, snel!" klonken harde stemmen. De ramen rinkelden, zó hard werd er op geslagen. Moeder Van 't Sant stond alleen in de kamer. Ze keek om zich heen. Nee, er was niets meer dat er aan herinnerde dat de Joodse onderduikers hier waren geweest... O, als de soldaten ze eens vonden! Als het kleintje zich maar stil hield.

Uiterlijk kalm opende boer Van't Sant de deur. Hij schikte nog wat aan zijn kleren, om het voor te stellen dat de Duitsers hem uit zijn bed hadden gebeld en hij nauwelijks tijd kreeg zich te kleden. De boer hoefde heus niet te vragen wat de late bezoekers wensten. Ze duwden hem ruw opzij, tegen de muur van de brede gang. Vier, vijf soldaten drongen naar binnen, stormden de kamer in.

Verborgen Joden

"Waar zijn de Joden?" schreeuwde de leider. "Zeg op, waar zijn ze?" Moeder Van 't Sant stond midden in de kamer. Ze voelde dat het bloed uit haar gezicht verdwenen was. Maar toch werd ze opeens wonderlijk kalm. Alsof alle angst van haar was weggevallen. "Er is ons gezegd dat hier Joden verborgen zijn! Vooruit, vertel op waar ze zijn, snel!"

De stemmen van de soldaten klonken ruw en hard. Een paar waren al aan het zoeken gegaan. Deuren werden open gegooid, anderen bonkten met hun geweren tegen de muren om te horen of daarachter misschien een verborgen schuilplaats was.

Op dat ogenblik deed moeder Van 't Sant iets dat ze anders nóóit zou doen. Ze keek de aanvoerder van de soldaten, die haar vroeg waar de Joden waren, recht in zijn ogen. En ze lóóg, ze loog zonder blikken of blozen.
"Hier zijn geen Joden," antwoordde ze en wees met een breed gebaar om zich heen. Ze verwonderde zich zelf dat haar stem zo rustig klonk.

Het hele huis werd doorzocht. De boer volgde de soldaten op hun speurtocht. Toen ze aan het eind van de gang waren gekomen... toen steeg er een stil gebed op uit zijn hart. Als het kindje zich maar stil hield. Als ...

Haast

De soldaten hadden blijkbaar haast. Dat ze toch op deze avond bevel hadden gekregen om een paar Joden te gaan zoeken! De vrolijk verlichte zaal, de feestelijk gedekte tafels, het overvloedige kerstmaal, ze hadden het alles in de steek moeten laten om door het verlaten en donkere land naar deze afgelegen boerderij te komen. En dan nog vergeefs! Wat een dwaas gedoe om zó hun feest te verstoren. Ze wilden zo gauw mogelijk terug en misschien was het dáárom dat ze minder nauwkeurig zochten dan ze wellicht anders hadden gedaan.

Hun zoeken blééf zonder resultaat. Ze gingen de trap op naar boven. Moeder Van 't Sant hoorde hun zware laarzen. Kastdeuren werden open gesmeten, een bed van z'n plaats getrokken, de vloerbedekking losgescheurd. Maar niets, niets wees op een verborgen schuilplaats.

Scheldend en tierend trokken ze eindelijk weg. Ze hadden het hele huis overhoop gehaald. En dat in zo'n korte tijd!

Trillende benen

Maar dat was het niet waardoor de boerin op haar benen trilde. Ze hoorde de auto het erf afrijden. Voor alle zekerheid ging de boer nog eens buiten kijken. Hij liep om het huis en de schuur heen. Het zou niet de éérste keer zijn dat ze deden alsof ze vertrokken, terwijl er één stiekem achterbleef. Ze bleken echter verdwenen; de kust was veilig.

Even later zaten ze wéér in de kamer, dicht bij de warme kachel. Esther zag nog bleek van de doorstane angst. Ze hield haar baby dicht tegen zich aan en ze vertelde dat ze haar kleine jongen de hand op de mond had gelegd, zó bang was ze dat de soldaten hem zouden horen.

Consequenties

"Als ze ons hadden gevonden, dan had dat ook ú het leven kunnen kosten," zei de jonge vader tegen de boer en de boerin. "U weet toch wel wat ze doen als iemand Joden onderdak durft geven? Dan steken ze het huis in brand. Er wordt niet eens gelegenheid gegeven er iets uit te halen. En de Hollanders, die Joden helpen, verdwijnen in een concentratiekamp."

Boer Van 't Sant knikte. Hij wist het héél goed. De vijand was onverbiddelijk als het om Joodse onderduikers ging. Dan kenden ze géén pardon.. "Maar waarom hebt u ons dan in huis genomen?" vroeg Ab weer en er klonk verwondering in zijn stem. „U wist toch wat er op het spel stond? Het is levensgevaarlijk. Ik begrijp het eigenlijk niet goed."

Kerstkind

Het duurde even voordat de boer antwoordde. Hij trok aan zijn pijp met surrogaat, omdat hij al lang geen echte tabak meer had. Toen zei hij: "Weet je nog wat ik vanavond fas, juist toen de Duitsers het erf opkwamen? Dat ging over het Kind van Bethlehem... Dat Kind, dat betekent alles in ons leven. Het heeft ons óók geleerd om voor arme mensen en vluchtelingen te zorgen. En als wij, die ons naar Hem christenen noemen... als wij geen liefde kunnen geven aan anderen, hoe zullen die anderen dan ooit in Zijn grote liefde kunnen geloven?"

Het was daarna geruime tijd stil in de kamer. Ieder was bezig met zijn eigen gedachten. En allen keken naar het jongetje, in de armen van zijn moeder ...

Bron: Nieuwe Kerstverhalen', M.C. Capelle.