“De oorlog begon op een maandag”, herinnert Mona zich. Met haar 31 jaar is ze moeder van zeven kinderen, waarvan de oudste (16) zelf al moeder is. De meeste vrouwen in Sudan, haar geboorteland, trouwen jong. Ze werkte hard, als verkoopster van de graansoort sorghum op de markt. Haar man was net naar Gedaref vertrokken toen het geweld losbarstte.
Mona uit Sudan verloor veel, maar niet haar waardigheid
Ze is 31 jaar en moeder van zeven kinderen. Eén van haar zonen verdronk tijdens hun vlucht uit West-Darfur. Mona Zakaria heeft het afgelopen jaar, sinds het uitbreken van de oorlog in Sudan, vreselijke dingen meegemaakt. Ze verloor veel, maar niet haar waardigheid.
Mona is op de vlucht in Sudan
‘We aten blaadjes om te overleven’
Bruut geweld, moord, verdrinking, honger. Mona Zakaria en haar kinderen maken het allemaal mee in het afgelopen jaar. Ze slaan op de vlucht voor het geweld in West-Darfur. Hongerig en in shock komen ze aan in een vluchtelingenkamp in Gedaref, het veiliger oosten van Sudan.
Verdronken
“Op woensdag werd ons hele dorp aangevallen”, vertelt ze. De rebellen drijven Mona en haar dorpsgenoten naar de bergen. “Om daar weg te komen moesten we een rivier oversteken. In die rivier is helaas mijn zoon van zes verdronken.”
In een vallei stuiten ze op paramilitairen van de Rapid Support Forces (RSF). Meerdere mensen, waaronder haar schoonzoon, worden vermoord. Haar zoons worden gemarteld en Mona wordt verkracht. Voor dood achtergelaten krabbelen Mona en haar kinderen na een paar dagen weer op, om hun vlucht te vervolgen.
Ze proberen terug te keren naar hun dorp, maar dat is helemaal platgebrand. Dus zit er niets anders op om de woestijn in te trekken. Maandenlang zwerven Mona en haar kinderen daar rond. Ze drinken water uit plassen en eten blaadjes van de bomen om in leven te blijven. “We liepen als dieren in de leegte”, vertelt ze.
Explosie
Eindelijk bereiken ze de stad Nyala in Zuid-Darfur. “Maar daar waren weer RSF soldaten. Er was een explosie onder een brug, waar mensen verscholen zaten. Niemand heeft dat overleefd. Wij konden niet anders dan weer teruggaan naar de woestijn.”
Een paar dagen later proberen Mona en haar kinderen opnieuw de stad in te gaan. Ditmaal komen ze zachtmoediger soldaten in burgerkleding tegen. Ze constateren dat Mona ernstig ziek is en behandeling nodig heeft. Ook haar kinderen zijn ziek en uitgeput; hun benen opgezwollen. “Ze zetten ons op de bus naar El Fashir, de hoofdstad van Noord-Darfur”, vertelt ze.
Niet veilig
Na een maand van behandeling in El Fashir krijgt Mona te horen dat ze daar ook niet veilig is met haar kinderen. En dus lopen ze weer verder, vijftien dagen lang, tot ze in september vorig jaar eindelijk in het vluchtelingenkamp in Gedaref aan komen.
Bij aankomst in het kamp is Mona in shock. Maar nu, ruim een half jaar later, komt ze sterk over. En dat, terwijl de problemen nog niet voorbij zijn. Haar man heeft Mona nog steeds niet gevonden; ze weet niet of hij nog leeft. In het kamp wordt ze gediscrimineerd, omdat ze uit Darfur komt, in tegenstelling tot de meeste vluchtelingen uit de hoofdstad Khartoum.
Mona verloor veel sinds de verschrikkingen van de oorlog in Sudan begonnen. Maar haar waardigheid raakte ze niet kwijt. Vastberaden deelt ze haar verhaal. "De wereld moet weten wat hier gebeurt."
Samen willen we mensen als Mona en haar kinderen niet opgeven en helpen met wat we kunnen. Voedsel is nu het belangrijkste. Help je mee met een gift?