De onrust en vermoeidheid zijn in haar ogen af te lezen. Na twee jaar en drie maanden in het kamp is Shahinaz ten einde raad. “In de zomer is het ontzettend heet hier, en in de winter vreselijk koud. Gelukkig hebben we tapijten gekregen, als isolatie voor de vloer. Maar brandstof voor de verwarming hebben we niet. We gebruiken dekens om ons zelf warm te houden.”
Lerares
Het vluchtelingenkamp Bardarash werd oorspronkelijk opgericht voor de opvang van Iraakse vluchtelingen uit Mosul, die in 2014 de Islamitische Staat (IS) ontvluchtten. Sinds oktober 2019 is het heropend om mensen op te vangen die op de vlucht sloegen toen Turkse troepen Syrië introkken. Zo ook Shahinaz, haar dochter (18) en twee zoons (19 en 21). Zij woonden in Ras al-Aïn, bijna letterlijk op de Turkse grens.
Shahinaz werkte daar als lerares. “We moesten vluchten vanwege een gevaarlijke situatie. We waren bang voor ons leven en dat van onze kinderen. Mijn ene zoon was op dat moment niet thuis. We moesten erop vertrouwen dat we hem later weer zouden zien. Gelukkig kon hij afgelopen oktober ook naar het kamp komen.”
Het was een angstige tocht, herinnert ze zich. “We waren ontzettend bang. Grensovergangen zijn eng. Er waren daar heel veel mensen; sommigen konden hun reis niet eens afmaken. Wij wilden gewoon weg!”
Werkloos
Aanvankelijk overheerste de opluchting, maar na zo’n lange tijd in een uitzichtloze situatie weet Shahinaz niet meer hoe het verder moet. Werken buiten het kamp is voor vluchtelingen niet toegestaan. “Op dit moment is mijn grootste belemmering dat ik niet kan werken. Ik heb hier in het kamp nog geen kans kunnen krijgen om te onderwijzen. We willen zo graag een kans om bezig te zijn en ons te kunnen ontwikkelen.”