"De jongste was 4, ik was 6 en de oudste 18 jaar. Ik had vele lagen kleding aan, waar ik het heel warm van kreeg", herinnert My Huynh zich. "Het was overvol benedendeks. Het moet een verschrikking zijn geweest, zo zonder water of wc. Iedereen was ziek. We mochten niet naar boven om een luchtje te scheppen. Tijdens de tocht werden we beroofd door piraten. Sterke mannen aan boord wisten hen op afstand te houden van de vrouwen en kinderen."
Na drie dagen op zee kwamen we aan in het vluchtelingenkamp op het eiland Pulau Bidong. Doordat wij een groot gezin hadden, verbleven we daar noodgedwongen langer dan de meeste gezinnen. Mijn vader wilde graag naar Amerika (het enige land dat hij kende van de oorlog), maar mijn moeder was erg ziek en we konden het ons niet langer veroorloven om nog langer te wachten. Veel mensen in het vluchtelingenkamp waren namelijk overleden door ziektes, die veroorzaakt waren door armzalige hygiënische omstandigheden en gebrek aan eten. Na zes tot acht maanden kregen we bericht dat we naar Nederland konden gaan.